Dirk Jan Roeleven

Dirk Jan Roeleven: ‘Zoeterwoude was de hemel én de hel’

Hoe is het om de Leiden Marathon te lopen? Niemand beter dan onze deelnemers kunnen jou dat vertellen. Aan de hand van hun persoonlijke verhalen nemen wij je mee door de route. Van start tot finish, van dorp tot dorp. In de eerste aflevering vertelt documentairemaker, journalist en schrijver Dirk Jan Roeleven over de start tot en met de passage in zijn geboorteplaats Zoeterwoude.

Hoewel Dirk Jan in zijn boek ‘De nieuwe fiets’ schrijft over zijn tocht op twee wielen over de Alpen terug naar huis noemt hij zichzelf eerder een hardloper die fietst, dan andersom. Hij heeft tien marathons achter zijn naam staan, over de hele wereld. 26 mei 2013, de dag dat hij de Leiden Marathon liep, staat voor altijd in zijn geheugen gegrift. Het was voor hem een emotionele rollercoaster vol herinneringen en ontmoetingen. Hij vergat daardoor helemaal dat hij het eten voor de trainster van zijn loopgroepje bij zich had. En dat kwam hem duur te staan.


De voorbereiding

“Ik ben geen prestatieloper. Natuurlijk probeer ik er wel het beste uit te halen. Maar ik heb nooit snelle tijden nagejaagd. Mijn record op de marathon is iets van 3.45. Het zegt al genoeg dat ik dit niet precies weet. Ik loop als een toerist. Ik kijk liever om mij heen dan dat ik alleen maar asfalt zie.

Toch bereid ik mij altijd goed voor, vooral mentaal. Ik deel de marathon in mijn hoofd het liefst in korte stukken op. Zo heb ik in Berlijn de afstanden van de Ekiden-estafette aangehouden, dus afwisselend 5 en 10 kilometer en dan eindigen met 7,2 kilometer. Omdat de marathon pas echt begint bij 35 kilometer heb ik dat laatste deel eindeloos getraind op de atletiekbaan in Amsterdam. Ik liep steeds achttien rondjes van 400 meter, precies 7,2 kilometer. Behoorlijk geestdodend, maar dat was ook de bedoeling. Toen ik in Berlijn op het 35 kilometerpunt kwam, was ik in mijn hoofd niet meer op het parcours, maar waande ik mijzelf weer op de atletiekbaan om die rondjes af te werken. Dat bleek een hele goede methode.”

Breestraat – De start

“Voor een wedstrijd maak ik mij niet druk. Ik ben niet het type dat een dag van tevoren al een startnummer op zijn shirt speldt. Inmiddels ben ik daarin wel iets veranderd, maar die dag deed ik alles zoals ik toen gewend was, heel relaxt. In de Pieterskerk strikte ik mijn veters en prikte op het laatste moment het startnummer op mijn buik.

Ik droeg een wielershirt met twee zakjes aan de achterkant. Dat was handig, want zo kon ik eten meenemen. Dit deed ik voor mijzelf en voor Jet, de trainster van mijn loopgroepje met wie ik samen zou lopen. Ik was dus volgeladen met bananen en Dextro. Mijn shirt was zo zwaar dat het zowat op de grond hing, haha.

Ook zwager Marcel en neefje Max liepen die dag de marathon. Het was dus heel gezellig op weg naar de Breestraat. Vrolijk pratend gingen we het startvak in. We waren precies op tijd. Ik ga daar niet ruim van tevoren staan zenuwen. Laat mij maar lekker achteraan staan, in plaats van vooraan en dan uiteindelijk door iedereen te worden ingehaald.”

Lammenschans en Vrouwenweg (kilometer 0-4)

“Normaal gesproken deel ik de marathon heel zorgvuldig in. Het eerste deel moet totaal geen energie kosten. Maar dat was ik die dag in mijn enthousiasme even vergeten. Ik was zo blij om weer in Leiden te zijn. Ik kwam op plekken waar ik jaren niet was geweest.

Ik was in de eerste kilometers volop aan het praten en deelde high-fives uit aan het publiek. Ik vond het prachtig om al die bekende plekken weer te zien. Ik zag mezelf bij de Lammenschans weer naar school fietsen, net als op de Vrouwenweg waar het vroeger voelde alsof je altijd wind tegen had. En toen het viaduct over de A4 heen. Man, dat leek als kleine jongen wel de Mont Ventoux. Maar zo lopend viel het reuze mee.”

Noordbuurtseweg en Watertje (kilometer 5)

“En toen kwam ik Zoeterwoude binnen, een machtig gevoel. Dit zal altijd mijn dorpje blijven. Op de Noordbuurtseweg zag ik tot mijn grote verbazing een spandoek voor mij op de brug bij Tinus van der Geest. Dit is een goede vriend van mij die in zijn eentje bijna een hele druk van mijn boek had verkocht in het dorp. Vol enthousiasme stopte ik voor een praatje.

Het was heel emotioneel om daarna op ‘t Watertje langs nummer 40 te lopen. Daar stond mijn wieg en heb ik afscheid moeten nemen van mijn vader, pas 53 jaar oud. Ik zie hem nog op de middag van zijn dood door twee ziekenbroeders weggedragen worden op een brancard.
Voor het huis stonden mijn twee zussen, mijn broer, mijn inmiddels overleden moeder en ook mijn overburen uit die tijd, de familie Van der Poel, om mij aan te moedigen. Natuurlijk moest ik ook hier even stoppen om te praten.

Toen ik de hoek bij De Meester naderde, hoorde ik ineens mijn naam. ‘Ja hoor, daar komt-ie: Dirk Jan Roeleven’, gilde Yvonne van der Geest van het café door de microfoon. En zo stond ik, voor ik het wist, tussen al die mensen een interview te geven.”


Nieuweweg en Weipoort (kilometer 6-7)

“Door de mix van bekenden en herinneringen had ik niet meer aan Jet gedacht. Zij was doorgelopen en zat nu zonder eten. Ik kon niet anders dan vanaf de Nieuweweg in de achtervolging te gaan. Een marathon moet in het eerste deel als vanzelf gaan, maar daar was nu geen sprake meer van. Ik versnelde en liep al snel in het rood. Het heeft tot en met het halve marathonpunt geduurd voordat ik haar had bijgehaald.

Je snapt dat ik mijzelf later in Rijpwetering verschrikkelijk ben tegengekomen. Jet is bij mij blijven lopen, dus ik hoefde het niet alleen te doen. Maar het was verschrikkelijk zwaar om de finish te halen. Dit lukte uiteindelijk na 4 uur en 19 minuten.

Zoeterwoude was voor mij dus de hemel én de hel. Had ik dan gewoon door moeten lopen in mijn eigen dorp? Nee, de volgende keer zou ik het weer precies hetzelfde doen.”

Tekst: Mathieu Hilgersom

Heb jij ook een mooi verhaal over de marathon of één van de andere afstanden? Stuur dan een mail naar [email protected].